Kruidje-Roer-Me

Al weer vele malen de natuur in geweest. Wat is er veel te plukken en te ervaren. De eerste wandeling was half april. Nog frisjes, met het zonnetje achter de wolken, stappen we de deur uit, 4 vrouwen met kruidenmand en pluktas. De bezem laten we staan. Ik voel me een soort roodkapje. Een klein avontuur in mijn eigen voor- en achtertuin, omdat je nooit precies weet wat je tegenkomt.

Wandelen op zich is al een kunst. Want er groeit op bijna elke centimeter wel een plantje dat even nader bekeken wil worden. Voor mij bekend, want ik woon en leef er hier mee. Ook voor een van de andere vrouwen is de kruidenwereld bekend. Voor de andere twee is dat net ietsje anders. Wonend in de stad zijn ze niet zo bekend met kruiden uit de berm of het groene Friese weiland.

De avond voor de wandeling zijn de drie vrouwen al in Het ZonneHuis neergestreken. En na een gezellige maaltijd met elkaar babbelden we zo wat over wat er al of niet groeit in dit gebied. Ik vond natuurlijk herkenning in de verhalen van een van hen die al regelmatig wat plukt in de natuur. De andere twee keken elkaar zo af en toe met opengesperde ogen aan met de vraag er in … waar hebben die vrouwen het over. Speenkruid, dovenetel, witte bloemetjes maar je hebt ook gele en paarse maar het heet hetzelfde, en ken je ook dit kruid en dat plantje en vind je die ook zo mooi? Abracadabra. Herkenning bij elkaar van het niet begrijpen van deze kruidentaal.  Van de kruidjes kwam het gesprek op boekhouders, die een taal spreken die ook ik niet versta. Hoe je zittend aan de keukentafel samen met je boekhouder en rapport bespreekt en ja knikt, en ik snap het, maar van binnen voelt, waar heeft die man het over. Heerlijk gelachen met elkaar, onder het genot van een wijntje, watertje, kruidentheetje, en ja, ook de rozenlikeur van het vorige seizoen moest geproefd worden.

Naar buiten weer. Nog steeds op het pad van Het ZonneHuis. Metertje voor metertje lopen we, stilstaan, door de hurken, ruiken, proeven, herkennen, of niet. Foto’s maken, zelfs filmpjes, van het zo mooie kleine groene goud dat overal groeit. Hondje mee. Die geniet er ook van, samen met ons naar buiten. Hoe meer mensen mee, hoe gezelliger. Soms loopt ze voor ons uit, en je hoort haar haast denken, loop toch eens door, ik wil het weiland in. Staan die vrouwen nu al weer stil!

Onderweg ontmoeten we een vogelwachter. Samen met andere vogelliefhebbers zet hij stokjes bij nesten van weidevogels. Grutto’s, kieviten, scholeksters, tureluurs, kemphaantjes … ze zijn er nog in dit mooie Friesland. We horen ze in de lucht. Mooie lentegeluiden. De grutto die zijn eigen naam roept, grutto grutto grutto … maar wat hebben ze veel vijanden, de weidevogels. Vossen, reigers, roofvogels. De vogelwachter vertelt er boeiend over en laat foto’s zien, sommige behoorlijk heftig. Rovende dieren en hier en daar een bloederig slagveld van gedode dieren die de jongen van een vos moeten voeden. We willen er zo vaak onze ogen voor sluiten maar dit is de natuur. Leven en overleven. En soms grijpt de mens in. Vossen hebben namelijk geen natuurlijke vijanden en de populatie groeit met gevolgen voor de vogelstand. Het moet even landen, de beelden, de verhalen.

Van het pad het weiland in. Hoera, er komt kleur in de eerste Pinksterbloemen. Het mooie zachte eetbare paars. Madeliefjes, wat een liefjes. Ik begin voorzichtig te lopen, bang dat ik een bloem vertrap. Je ontkomt er niet aan hoor. Gelukkig zijn deze lenteliefjes heel krachtig. Je vertrapt ze niet zomaar. En ze worden er nog sterker van. Hoe symbolisch.

In mand en tas verzamelen we van alles. Paardenbloemblad, smalle weegbree, muur, veldereprijs, brandnetel, dovenetel, bieslook, daslook, bloemetjes en blaadjes van het koolzaad, pinksterbloemetjes, kleefkruid, hondsdraf, madeliefjes, zevenblad, wat een fantastische oogst. We spreiden het uit op de tafel. Wie weet nog wat wat is? Ehhhhh … weegbree? O nee … paardenbloemblad. Ja, geslaagd.

Tijd om de keuken in te gaan om van dit lentegroen met hier en daar wat kleur een kruidenlunch te maken. Het lijkt een klein beetje op het oude jagen en verzamelen zoals ze dat in de oertijd deden. Eerst bewegen, honger krijgen, de natuur in, vangen en plukken. Dan het eten maken en aan tafel gaan. Wat een feestje is dat. We maken kruidenboter, waarin we voor extra kleur wat fijngesneden blad van een biologische rode tulp verwerken. Zevenbladsoep met zoete aardappel. Taartjes van ei met de verse fijngesneden kruiden erdoor. Wilde lentebollen van cashewnoten, bakbananenmeel en groene kruiden. Kruidencrackers. Pesto. Een groene kruidenmayonaise. En kokosbonbons met een topping van citroen en madeliefjes staan ook op het lunchmenu.

Lekkere geuren en gelach vullen mijn keuken. Ik word er warm van tot in mijn tenen. En de spontaanste lach bewaren we voor de Parmezaanse kaashapjes, als een van de vrouwen in mijn kruidenlaadje zoekt naar de fijngesneden lentekruiden die in het recept staan en ze niet kan vinden. We hebben ze natuurlijk net vers geplukt. Heerlijk. Humor en de natuur. Ik hou er van.

Wat hebben we het goed met elkaar op deze mooie dag. Voor mij is dit de meest waardevolle manier van leren. Samen op pad, ruiken, voelen, proeven en delen. Ik ben een rijk mens.